X heeft aangifte ib/pvv voor het jaar 2011 gedaan. In de aangifte neemt zij diverse aftrekposten op. Het betreft premies particuliere verzekeringen, betaalde alimentatie, kosten levensonderhoud kinderen, giften en specifieke zorgkosten. De inspecteur legt X in juni 2012 een (derde) voorlopige aanslag op conform de ingediende aangifte. Naar aanleiding van de beantwoording van een in april 2014 gestuurde vragenbrief wordt bij het vaststellen van de definitieve aanslag ib/pvv 2011 afgeweken van de ingediende aangifte. De inspecteur corrigeert de door X geclaimde aftrekposten. Ook wordt de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de alleenstaande ouderkorting niet verleend. X komt uiteindelijk in hoger beroep.
Net als de rechtbank beslist Hof Den Haag dat de inspecteur de ingediende aangifte terecht heeft gecorrigeerd. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de aftrekposten en heffingskortingen is voldaan. Het hof overweegt verder dat de hoorplicht in de bezwaarfase niet is geschonden. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onderdeel d, van de Awb, mocht de inspecteur uit het uitblijven van een reactie op een uitnodigingsbrief van 30 oktober 2014 afleiden dat X geen gebruik wilde maken van het recht (voor een tweede keer) te worden gehoord. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:3
Wet inkomstenbelasting 2001 6.1
Algemene wet bestuursrecht 7:5
Wet inkomstenbelasting 2001 8.15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 4 juli