Belanghebbende, X, is ondernemer en huurt een pand waarvan op de bovenverdieping door de politie een hennepkwekerij wordt aangetroffen. Bij de aanslagregeling corrigeert de inspecteur de aangifte van X met een bedrag aan inkomsten uit hennepteelt als resultaat uit overige werkzaamheden en legt X een vergrijpboete op van 50%.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur erin is geslaagd aannemelijk te maken dat door X de vereiste aangifte niet is gedaan. De inspecteur heeft de inkomsten uit de hennepteelt terecht aan X toegerekend. De inspecteur berekent de inkomsten terecht op basis van het rapport Boom en stelt vast dat het bedrag aan belasting dat niet zou worden geheven wegens de omvang van de verzwegen inkomens relatief en absoluut omvangrijk is. De bewijslast wordt omgekeerd. X slaagt er niet in overtuigend aan te tonen dat de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. X levert geen enkel bewijs waaruit het tegendeel blijkt. De rechtbank oordeelt dat de vastgestelde inkomsten uit hennepteelt berusten op een redelijke schatting. De rechtbank vermindert de vergrijpboete tot 20% omdat de inspecteur te weinig rekening houdt met het feit dat de aanslag is vastgesteld met omkering en verzwaring van de bewijslast alsmede met de omstandigheid dat sinds de aankondiging van de boete bijna twee jaar zijn verstreken bij het doen van de uitspraak. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond v.w.b. de vergrijpboete en voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Wet inkomstenbelasting 2001 3.95
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 6 januari