Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur op grond van het vertrouwensbeginsel bepaalde inkomsten accepteert als winst uit onderneming. Op het moment dat de inspecteur het vertrouwen opzegt, is hij nog gebonden aan het gewekte vertrouwen voor inkomsten die X vóór dit moment heeft genoten.

Belanghebbende, X, werkt als psychotherapeut in loondienst bij de GGZ en beoefent daarnaast dezelfde werkzaamheden via zijn eenmanszaak. Na beoordeling van de aangifte IB 2015 maakt de inspecteur op 9 augustus 2017 kenbaar op grond van het vertrouwensbeginsel te accepteren dat de inkomsten die X van GGZ ontvangt, tot zijn winst uit onderneming behoren. Echter, in 2020 bestempelt de inspecteur de inkomsten van GGZ in 2017 tot loon uit dienstbetrekking. In geschil is of de inkomsten in 2017 van GGZ loon zijn of tot de winst uit onderneming behoren.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat een onderneming en een dienstbetrekking in beginsel twee afzonderlijke inkomstenbronnen zijn. De overeenkomst tussen X en GGZ is duidelijk een arbeidsovereenkomst. Wel is de inspecteur gebonden aan het gewekte vertrouwen voor inkomsten die X vóór 9 augustus 2017 heeft genoten. Dit betekent dat het inkomen tot deze datum behoort tot zijn winst uit onderneming. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 11

Wet inkomstenbelasting 2001 3.81

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 6 september

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen