Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur terecht een VPB-navorderingsaanslag heeft opgelegd aan X bv. X bv heeft niet aan de inspecteur meegedeeld dat er bij de dochterondernemingen sprake was van onbetaald gebleven schulden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Belanghebbende, X bv, vormt samen met haar holding en diens operationele dochtervennootschappen een f.e. voor de VPB. Enkele dochtervennootschappen gaan in 2014 failliet en worden in 2015 ontbonden. Uit een in 2017 ingesteld boekenonderzoek blijkt dat op het moment van ontbinding van de dochtervennootschappen sprake was van onbetaald gebleven schulden, die belast zijn vrijgevallen in de winst van X bv. De inspecteur ligt vervolgens een VPB-navorderingsaanslag 2015 op aan X bv. X bv is van mening dat de inspecteur niet beschikt over een navordering rechtvaardigend nieuw feit.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N Vandaag 2021/40) oordeelt dat de inspecteur terecht een VPB-navorderingsaanslag heeft opgelegd aan X bv. Het is niet aannemelijk dat X bv, voorafgaande aan het opleggen van de aanslag, aan de inspecteur heeft meegedeeld dat er bij de dochterondernemingen sprake was van onbetaald gebleven schulden. Uit de correspondentie waar X bv naar verwijst, volgt slechts dat X bv de inspecteur op de hoogte heeft gesteld van het feit dat enkele dochterondernemingen failliet zijn verklaard. Ook beschikte de inspecteur, op het moment van het opleggen van de aanslag, niet over zodanige aanwijzingen dat er sprake was van onbetaald gebleven schulden. Hij hoefde dan ook niet in redelijkheid te twijfelen aan de juistheid van de aangifte waarin is opgenomen dat er geen sprake is van onbetaald gebleven schulden. Het gelijk is aan de inspecteur. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Lees ook het thema Navordering.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 15 maart