Aan belanghebbende, X, is een navorderingsaanslag successierecht opgelegd, omdat hij volgens de inspecteur is gerechtigd tot door erflaatster in het buitenland aangehouden vermogen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat en tot welk bedrag erflaatster op de overlijdensdatum banksaldi in het buitenland aanhield.
Hof ’s-Hertogenbosch vernietigt in navolging van de rechtbank de navorderingsaanslag successierecht en kent X een boven forfaitaire proceskostenvergoeding toe. Op de inspecteur rust de bewijslast voor de juistheid van de navorderingsaanslag. Anders dan de inspecteur meent is X niet de meest gerede partij om bewijs bij te brengen voor zijn stelling dat erflaatster voorafgaand aan haar overlijden de buitenlandse tegoeden heeft geschonken aan haar zussen. X was immers geen partij bij de vermeende schenkingen. De bewijsnood waarin X zou komen te verkeren, is dan ook even groot als die van de inspecteur. In dat geval wordt teruggevallen op het uitgangspunt dat op de inspecteur de bewijslast rust voor de juistheid van de navorderingaanslag. De inspecteur slaagt niet in zijn bewijslast. Ook heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat X niet de vereiste aangifte heeft gedaan; het hof is van oordeel dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat tot het vermogen van erflaatster ten tijde van haar overlijden buitenlands vermogen behoorde. Daarmee komt de grond aan de navorderingsaanslag te ontvallen. X heeft recht op een boven forfaitaire proceskostenvergoeding omdat de inspecteur in vergaand mate onzorgvuldig heeft gehandeld.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 17 januari