Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur de verzending van de naheffingsaanslag BPM en de bijbehorende boetebeschikking niet aannemelijk heeft gemaakt. Het hof oordeelt dat de bezwaartermijn niet is aangevangen, zodat van termijnoverschrijding door X geen sprake kan zijn. Het hof verklaart het bezwaar alsnog ontvankelijk.

Aan belanghebbende, X, is met dagtekening 18 april 2014 een naheffingsaanslag BPM opgelegd met een boetebeschikking . X maakt per brief van 10 juli 2014 bezwaar tegen deze naheffingsaanslag en de boete. In geschil is of X terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur de verzending van de naheffingsaanslag BPM en de bijbehorende boetebeschikking niet aannemelijk heeft gemaakt. Dat de naheffingsaanslag blijkens de opdracht tot invordering op 4 april 2014 was vastgesteld, bewijst niet dat de naheffingsaanslag uiterlijk op de dag van de dagtekening aan X is verzonden. De inspecteur heeft geen stukken van de aangetekende verzending overgelegd of andere stukken waaruit volgt dat de aanslag uiterlijk op de dag van de dagtekening is verzonden. De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat de naheffingsaanslag uiterlijk op de dag van de dagtekening is verzonden aan X. Het hof oordeelt dat de bezwaartermijn voor de naheffingsaanslag niet is aangevangen, zodat van termijnoverschrijding ook geen sprake kan zijn. Hetzelfde geldt voor de boete. Het hof verwijst de zaak terug naar de inspecteur om opnieuw te beslissen op het bezwaar.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Algemene wet bestuursrecht 3:41

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 16 maart

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen