Mevrouw X is gediplomeerd verzorgende Individuele Gezondheidszorg (IG). Voor 2012 en 2013 kreeg X een verklaring arbeidsrelatie (VAR) winst uit onderneming (wuo). In die jaren verleende X AWBZ-zorg in natura en zorg aan particulieren met een persoonsgebonden budget (PGB). Met betrekking tot haar in 2014 voorgenomen AWBZ-zorg in natura (verwachte omzet € 36.810) en de PGB-zorg (verwachte omzet € 5.750) vraagt X eind 2013 weer een VAR-wuo aan. In geschil is of vervolgens terecht slechts één VAR-loon uit dienstbetrekking is afgegeven. Op de zitting erkent de inspecteur dat de PGB-zorg wèl als ondernemingsactiviteit kwalificeert. Volgens Rechtbank Den Haag is de inspecteur daarom schadeplichtig jegens X. Haar schade is namelijk het directe gevolg van het ten onrechte niet afgeven van een VAR-wuo. X krijgt een vergoeding van € 5.000. Hof Den Haag oordeelt echter dat X voor de PGB-zorg een aparte aanvraag had moeten indienen en dat de inspecteur dus niet verplicht was om hiervoor een aparte VAR uit te vaardigen. De AWBZ-zorg in natura is door de inspecteur terecht aangemerkt als hoofdactiviteit en op de aanvraag is terecht slechts één VAR afgegeven. Voor de PGB-zorg had X een aparte aanvraag moeten indienen. In de vragenbrief staat duidelijk dat per soort werkzaamheid één aanvraag moet worden gedaan. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur geen tweede aanvraagformulier mag eisen voor verschillende arbeidsrelaties die in één formulier aan hem zijn voorgelegd (art. 3.156 Wet IB 2001). Als de inspecteur zich dus op het standpunt stelt dat de in het aanvraagformulier vermelde arbeidsrelaties voor wat betreft de inkomenssoort tot verschillende beoordelingen leiden, dan moet hij voor elk van die inkomenssoorten afzonderlijk een VAR afgeven. Het beroep van X is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Amsterdam. Dit hof moet beoordelen of, en zo ja in hoeverre, X recht heeft op vergoeding van schade die zij stelt te hebben geleden doordat de inspecteur geen VAR-wuo voor de PGB-werkzaamheden heeft gegeven.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.156