Hof Den Haag beslist dat de inspecteur de hoorplicht heeft geschonden. Het hof wijst de zaak terug naar de inspecteur met toepassing van de judiciële lus ex art. 8:113 lid 2 Awb.

X verricht sinds het jaar 2010 interim-managementwerkzaamheden en adviseert op financieel gebied. Sindsdien geeft hij ieder jaar een verlies uit onderneming aan. Bij het vaststellen van de aanslag ib/pvv 2014 neemt de inspecteur dit negatieve resultaat niet in aanmerking. Er is volgens hem niet sprake van een bron van inkomen. In hoger beroep is deze bronvraag in geschil. Ook is in geschil of de rechtbank de door haar geconstateerde schending van de hoorplicht terecht met toepassing van artikel 6:22 Awb heeft gepasseerd.

Hof Den Haag constateert dat niet langer in geschil is dat de hoorplicht is geschonden. Anders dan de rechtbank, is het hof van mening dat dit gebrek niet met toepassing van artikel 6:22 Awb kan worden gepasseerd. Tussen partijen bestaat er verschil van mening over de vraag of sprake is van een bron van inkomen en over de voor de beantwoording van die vraag van belang zijnde feiten en de waardering daarvan. Dan kan niet worden geoordeeld dat X door het niet-horen niet is benadeeld. Het hof wijst de zaak terug naar de inspecteur met toepassing van de judiciële lus ex art. 8:113 lid 2 Awb en komt aan de bronvraag niet toe. Het hoger beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.2

Algemene wet bestuursrecht 8:113

Algemene wet bestuursrecht 6:22

Algemene wet bestuursrecht 7:2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 29 augustus

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen