Belanghebbende, X, verwerft in 2008 twee winstbewijzen van A nv. In 2009 verwerft hij nog twee winstbewijzen. X brengt de winstbewijzen vervolgens in 2012 in het door hem opgerichte Y bv in. De inspecteur stelt de verkrijgingsprijs van de aandelen Y bv vast op € 2,2 mln. Hierbij waardeert hij de winstbewijzen op € 4,6 mln. X is echter van mening dat dit bedrag de historische aankoopprijs betreften niet de waarde in het economische verkeer per ultimo 2012. De verkrijgingsprijs bedraagt volgens hem € 6,1 mln.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur de verkrijgingsprijs van de aandelen Y bv correct heeft vastgesteld. De rechtbank merkt daarbij op dat X de winstbewijzen in zijn IB-aangifte 2012 voor € 4,6 mln heeft meegenomen en dat dat bedrag in 2015 ook is gerealiseerd bij de verkoop van de winstbewijzen. Volgens de rechtbank kan geen rekening worden gehouden met de door derden voor de winstbewijzen betaalde bedragen, omdat rekening moet worden gehouden met de beperkende voorwaarden waaronder X de winstbewijzen heeft verworven. X kon de winstbewijzen namelijk slechts met toestemming van A nv verhandelen. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.21
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 28 augustus