Rechtbank Gelderland oordeelt dat in de bruto-spelopbrengst zelf geen kansspelbelasting is begrepen. De Wet KSB kent namelijk geen bepaling die vergelijkbaar is met art. 38 Wet OB 1968, waaruit afgeleid kan worden dat de heffingsgrondslag inclusief de verschuldigde belasting is.

Belanghebbende, X bv, exploiteert kansspelautomaten in horecaondernemingen van mede-exploitanten. X bv doet maandelijks aangifte voor de kansspelbelasting en voldoet deze. Tegen de voldoening wordt telkens bezwaar gemaakt. In 2016 constateert de inspecteur dat X bv te weinig belasting voldoet. In plaats van 29% van de bruto-opbrengst, berekent X bv de verschuldigde belasting op 29/129-ste deel van de bruto-opbrengst. In geschil zijn de naheffingsaanslagen van in totaal € 743.973, alsmede de vergrijpboetes van in totaal € 56.137.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat in de bruto-spelopbrengst zelf geen kansspelbelasting is begrepen. De Wet KSB kent namelijk geen bepaling die vergelijkbaar is met art. 38 Wet OB 1968, waaruit afgeleid kan worden dat de heffingsgrondslag inclusief de verschuldigde belasting is. Vanaf 1 juli 2008 worden exploitanten van de kansspelautomaten - en dus niet de spelers - direct in de heffing betrokken over het verschil tussen de in een tijdvak ontvangen inzetten en de ter beschikking gestelde prijzen. De berekeningswijze van X bv vindt geen steun in de wet of de jurisprudentie. De naheffing is dus terecht. X bv beroept zich ook vergeefs op het vertrouwensbeginsel. Aangezien de boetes berusten op hetzelfde feitencomplex en X bv steeds met open vizier heeft gehandeld, worden de boetes wegens grove schuld wel gematigd tot in totaal € 14.000. Het beroep van X bv is deels gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 38

Wet op de kansspelbelasting 5

Wet op de kansspelbelasting 3

Wet op de kansspelbelasting 1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Kansspelbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 22 mei

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen