Eiser, X, is eigenaar van een vrijstaand kantoorverzamelgebouw gelegen in de gemeente Waddinxveen. De heffingsambtenaar van de gemeente legt aan X voor zes kantoorruimten zes afzonderlijke WOZ-beschikkingen op. Van de zes objecten worden er op 1 januari 2011 twee verhuurd. X is het niet eens met de objectafbakening. Hij stelt dat het kantoorpand voor de toepassing van de Wet WOZ één onroerende zaak vormt.
Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de kantoorruimten onvoldoende zelfstandigheid bezitten om te kunnen worden aangemerkt als zelfstandige WOZ-objecten. Volgens de rechtbank wordt een deel van een kantoorverzamelgebouw pas als een zelfstandig gedeelte in de zin van art. 16, aanhef en onderdeel c, van de Wet WOZ aangemerkt indien het (a) afsluitbaar is ten opzichte van de overige delen van het gebouw en bovendien (b) beschikt over de voorzieningen die nodig zijn om het zelfstandig als kantoorruimte te gebruiken. Bij deze laatste voorwaarden gaat het erom dat de ruimte kan functioneren zonder dat op voorzieningen elders in het gebouw wordt teruggevallen. De minimumvoorzieningen van een zelfstandige kantoorruimte bestaan volgens de rechtbank uit een toilet en een (eenvoudige) pantry. Omdat deze voorzieningen ontbreken, vormen de kantoorruimten geen zelfstandige WOZ-objecten. De rechtbank verklaart het beroep van X daarom gegrond en vernietigt de zes WOZ-beschikkingen.
Lees ook het thema over de WOZ.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage