Belanghebbende, stichting X, start in 2009 een bedrijfsbureau en sluit meerdere samenwerkingsovereenkomsten met stichting Y. Hierbij worden kosten doorberekend. De inspecteur vindt dat er btw over deze kosten verschuldigd is en legt een btw-naheffingsaanslag op. In geschil is of X de kosten die zij aan Y heeft doorberekend, in het kader van de samenwerking, als kosten voor gemene rekening mag aanmerken. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat er is sprake is van kosten voor gemene rekening. In een van de overeenkomsten tussen X en Y wordt aan Y namelijk de mogelijkheid geboden om zonder financiële gevolgen uit te treden. Dit verhoudt zich volgens de rechtbank niet met het leerstuk van kosten voor gemene rekening, omdat Y zich eenzijdig aan de risico's kan onttrekken. Het gelijk is aan de inspecteur.
Hof Amsterdam oordeelt dat X voldoende aannemelijk maakt dat zij als penvoerder kosten heeft gemaakt ten behoeve van zichzelf en ten behoeve van Y. Het hof overweegt hierbij onder andere dat bij de beëindiging van de samenwerking, in 2013, is gebleken dat Y een aanzienlijk risico liep. Y moest namelijk een forse schadevergoeding aan X betalen in verband met achtergebleven boventallig personeel, en verder ook een deel van dit personeel op detacheringsbasis overnemen. Het hof vernietigt de naheffingsaanslagen.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 3