Belanghebbende, X bv, sluit eind 2007 een intentieovereenkomst met B SA en C waarin partijen verklaren om een satellietcommunicatiesysteem in Guinee tot stand te brengen en te exploiteren. Zij verdelen de taken: X bv organiseert de apparatuur, C de financiering en B regelt alles lokaal in Guinee. X bv koopt apparatuur met geld dat zij leent van C, einde 2008 is haar schuld totaal € 257.500. Als in 2009 blijkt dat het project in Guinee niet van de grond komt, beëindigen X bv en C hun samenwerking en verklaren zij schriftelijk dat zij niets meer van elkaar te vorderen hebben. X bv waardeert de apparatuur af ten laste van haar belastbare winst en laat de schuld vrijvallen. De inspecteur rekent de vrijval van de schuld tot de winst van X bv in 2009. Volgens X bv ten onrechte omdat sprake is van een onzakelijke lening en X bv en C gelieerd zijn. Volgens X bv zou de onzakelijke lening in de kapitaalsfeer moeten worden afgewikkeld. Rechtbank Noord-Holland oordeelt anders. C is bij het aangaan van de lening geen aandeelhouder in X bv of een met X bv verbonden vennootschap en aan C zijn ook geen aandelen in X bv of een met haar verbonden vennootschap toegekend in het kader van de geldverstrekking. X bv en C kwalificeren daarom niet als gelieerde partijen, aldus de rechtbank. Dat de overeenkomsten van geldlening wellicht onzakelijke elementen bevatten, noopt niet tot een ander oordeel. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.13
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 2 juli