Belanghebbende, de heer X, is aandeelhouder/directeur van A bv en B bv. In 2002 komen de bv's in liquiditeitsproblemen en gaan failliet. In 2007 wordt X aansprakelijk gesteld voor de btw-schulden van A bv tot en met het eerste halfjaar van 2002. X stelt primair dat de bv's materieel een fiscale eenheid voor de btw waren. Dit is volgens X relevant, omdat een bestuurder pas vanaf 1 januari 2008 aansprakelijk kan worden gesteld voor de btw-schulden van een fiscale eenheid. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat voor het achteraf aannemen van een fiscale eenheid is vereist dat de btw-schuld daarvan lager zou zijn geweest dan de som van de individuele schulden van A bv en B bv samen. Het standpunt van X wordt daarom afgewezen. X gaat in hoger beroep. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de aansprakelijkstelling moet worden vernietigd aangezien materieel sprake was van een fiscale eenheid. Bij een juiste tenaamstelling van de naheffingsaanslagen had X namelijk niet aansprakelijk gesteld kunnen worden. X kan niet aansprakelijk worden gesteld louter vanwege het feit dat A bv de tenaamstelling niet meer ter discussie kan stellen. Ten overvloede wordt opgemerkt dat ook overigens de aansprakelijkstelling vernietigd moet worden. De aanslagen waarvoor X aansprakelijk is gesteld waren namelijk voldaan door de afgesproken betaling van een lumpsum, zodat A bv niet in gebreke was. De aansprakelijkstelling wordt vernietigd.
Lees ook het thema Bestuurdersaansprakelijkheid
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Invordering
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 2 juli