Aan de heer X (belanghebbende) zijn in het kader van het KB Lux-project diverse navorderingsaanslagen, alsmede verhogingen en vergrijpboetes (hierna samen: boetes) opgelegd. De boetes zijn in 2012 – mede vanwege de overschrijding van de redelijke termijn - verminderd tot 60%. In 2002 heeft X naar aanleiding van een vragenbrief van de inspecteur direct toegegeven rekeninghouder bij KB Lux te zijn. Kort daarop maakt X echter protest tegen de "zware druk" die op hem is uitgeoefend. De gemachtigde van X doet in 2010 namens de echtgenote van X alsnog een inkeerverzoek. In dit verzoek stelt de echtgenote dat zij destijds de bewuste rekening heeft geopend. Een paar maanden later overlijdt de echtgenote. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de vertraging door het inkeerverzoek van zijn inmiddels overleden echtgenote geheel voor rekening komt van X. X claimt dus vergeefs een immateriële schadevergoeding. De boetes zijn terecht verminderd tot 75% en vervolgens nog eens zijn gematigd met 20% wegens undue delay. Het opleggen van een boete van 75% indien pas in de bezwaarfase volledige openheid van zaken is gegeven, is op zich zelf niet in strijd met de wet of enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. De onderhavige boetes zijn passend en vanuit een oogpunt van normhandhaving ook geboden. Het beroep van X is slechts gegrond met betrekking tot de IB-aanslag over 2002. De inspecteur had dit bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk moeten verklaren.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 14 juni