Mevrouw X (belanghebbende) exploiteert een aan zee gelegen horecabedrijf. X is houder van de auto van het merk Hummer. X gebruikt deze auto als bedrijfsauto voor het vervoer van vracht en personen. De auto is, na een door de RDW uitgevoerde keuring, die door de inspecteur is gevolgd, geregistreerd als vrachtauto. De motorrijtuigenbelasting is steeds betaald naar het vrachtautotarief. In april 2010 schrijft de inspecteur echter aan X dat de auto een personenauto is. Aangezien X de achterbank en de bevestigingspunten vervolgens niet verwijdert, moet zij volgens de inspecteur vanaf 26 mei 2010 het personenautotarief betalen van € 1010 per drie maanden. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep. Hof Den Haag oordeelt dat X zich terecht beroept op de uitspraak Hof Amsterdam van 23 juni 2011, nr. 10/00020, waarin de inspecteur voor een vrijwel identieke situatie wel het vrachtautotarief toestaat. X stelt terecht dat sprake is van begunsting, althans dat de inspecteur heeft aanvaard dat die belanghebbende ten opzichte van in dezelfde situatie verkerende belastingplichtigen, onder wie X, wordt bevoordeeld. Het beroep van X is gegrond. X krijgt een teruggaaf van € 940.
Wetsartikelen:
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 14 juni