De inspecteur van de Belastingdienst/Oost/Coördinatiepunt privégebruik auto (hierna: de inspecteur) heeft op 8 oktober 2009 aan X een naheffingsaanslag LB/PVV opgelegd voor het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 12 mei 2009 wegens privégebruik van de auto die door de werkgever van X aan X ter beschikking was gesteld. In cassatie is in geschil of de inspecteur bevoegd was om deze naheffingsaanslag aan X op te leggen. Het hof overweegt dat een bepaalde bevoegdheid niet tegelijkertijd aan meer dan één inspecteur kan toekomen. Het hof heeft voorts overwogen dat gelet op de woonplaats van X uit de bepalingen van de AWR en de Uitv.reg. Belastingdienst 2003 (hierna: Uitvoeringsregeling) voortvloeit dat voor wat betreft de heffing van LB/PVV X onder de inspecteur van de Belastingdienst/Q ressorteert. Deze inspecteur is volgens het hof bevoegd tenzij die bevoegdheid op grond van enige bepaling aan een andere inspecteur zou toekomen. Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat de inspecteur bevoegd was tot vaststelling van de in geding zijnde naheffingsaanslag en heeft de naheffingsaanslag daarom vernietigd. De staatssecretaris heeft deswege beroep in cassatie ingesteld. Hij stelt daartoe dat de inspecteur op grond van art. 3, lid 1, AWR landelijke bevoegdheid heeft. Het tweede lid van art. 3 AWR bepaalt onder welke inspecteur een belastingplichtige ressorteert, maar regelt niet de bevoegdheid van de inspecteur. De staatssecretaris stelt voorts dat het oordeel van het hof dat slechts één inspecteur bevoegd kan zijn, niet juist is. De A-G volgt het standpunt van de staatssecretaris. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond. De landelijke bevoegdheid van een inspecteur wordt niet beperkt door de regeling van artikel 3, lid 2, AWR in verbinding met artikel 11 van de Uitvoeringsregeling, waarin is bepaald onder welke inspecteur een belastingplichtige ressorteert. Die regeling beoogt slechts duidelijk te maken tot welke functionaris een belastingplichtige zich moet richten voor zijn fiscale aangelegenheden. Dit brengt mee dat ten aanzien van een belastingplichtige meer dan één door de Uitvoeringsregeling aangewezen inspecteur bevoegd kan zijn. In dit geval was de inspecteur bevoegd om de in geschil zijnde naheffingsaanslag aan X op te leggen, naast (onder meer) de inspecteur van de Belastingdienst/Q, de belastingregio waaronder X ressorteert. Verwijzing volgt naar Hof 's-Hertogenbosch ter behandeling van de inhoudelijke grieven van X betreffende de naheffingsaanslag.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 14 juni