Rechtbank Den Haag oordeelt dat bij de verkoop van de grond inderdaad sprake is van een winstuitdeling. Uit de stukken volgt niet dat op 12 mei 2010 reeds een perfecte koopovereenkomst tot stand is gekomen.

Belanghebbende, X, houdt de aandelen in A bv. In 2010 verkoopt A bv een perceel bouwgrond aan de minderjarige kinderen van X. Op het perceel worden in 2010 - 2012 acht bedrijfsunits, een showroom en een overdekte kraanhal gerealiseerd. Op 24 februari 2012 wordt de akte van levering gepasseerd. De verkoopprijs bedraagt € 209.000. De inspecteur legt een IB-navorderingsaanslag op aan X. Volgens de inspecteur is sprake van een uitdeling van € 240.000, doordat is uitgegaan van de prijs van bouwgrond, terwijl ten tijde van de levering de onroerende zaken bijna waren voltooid.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat bij de verkoop van de grond inderdaad sprake is van een winstuitdeling. Uit de stukken volgt niet dat op 12 mei 2010 reeds een perfecte koopovereenkomst tot stand is gekomen. Het economisch risico ligt vanaf dat moment dan ook nog niet volledig bij de kinderen. De rechtbank wijst er daarbij onder andere op dat pas op 23 december 2011 de voor de levering aan minderjarige kinderen benodigde machtiging ex art. 3:145 BW is aangevraagd. Verder zijn de werkzaamheden die volgens de taxatie van X en A bv nog moesten worden uitgevoerd en een waardedrukkende invloed op de onroerende zaak hadden op kosten van A bv uitgevoerd zonder deze door te berekenen aan de kinderen. De rechtbank stelt vast dat de uitdeling niet tot een te hoog bedrag in aanmerking is genomen. De aanslag blijft in stand.

Lees ook het thema Fiscale spelregels bij de waardering van voorraad en  de TaxVisions-video Goed koopmansgebruik.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.13

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 4 januari

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen