A houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. Q, een zoon van A, drijft een modezaak. In het verleden werd deze modezaak door A geëxploiteerd. X bv verstrekt vanaf 2003 leningen aan Q. De eerste lening, van € 20.000, wordt in 2008 afgelost. In haar VPB-aangifte 2014 waardeert X bv de leningen aan de modezaak af met € 68.000. De inspecteur is echter van mening dat sprake is van onzakelijke leningen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de door X bv aan Q verstrekte leningen onzakelijk zijn. De inspecteur maakt namelijk aannemelijk dat een onafhankelijke derde niet dezelfde leningen zou hebben verstrekt tegen een winstonafhankelijke rente. Daarbij is van belang dat de leningen niet schriftelijk zijn vastgelegd, hetgeen in derdenverhoudingen ongebruikelijk is. Verder wijken de voorwaarden waaronder de leningen zijn verstrekt af van de voorwaarden die de banken stelden bij het verstrekken van leningen aan Q. Ook ontbreken een aflossingsschema en zekerheden. Volgens de rechtbank heeft X bv zich dan ook langdurig blootgesteld aan de negatieve kredietrisico’s die met de verstrekking van de leningen gepaard zijn gegaan. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 5 augustus