Rechtbank Noord-Nederland verwerpt de opvatting van X dat verlenging van de levensduur bij de gecorrigeerde vervangingswaarde alleen aan de orde is bij bouwkundige verbetering van de onroerende zaak.

X is eigenaar van een woonzorgcomplex uit 1970. In geschil is de WOZ-waarde 2019. De waarde wordt bepaald op de gecorrigeerde vervangingswaarde. Bij die waarderingsmethode wordt technisch en functioneel afgeschreven op de herbouwwaarde van de opstallen.

Rechtbank Noord-Nederland verwerpt de opvatting van X dat verlenging van de levensduur bij de gecorrigeerde vervangingswaarde alleen aan de orde is bij bouwkundige verbetering van de onroerende zaak. Uit de wetsgeschiedenis is voor die opvatting geen steun te vinden. Gelet op het subjectieve karakter van de gecorrigeerde vervangingswaarde en de jaarlijkse waardebepaling ligt het juist voor de hand om telkens op de waardepeildatum te beoordelen gedurende welke periode de onroerende zaak in de toekomst voor de eigenaar/gebruiker nog nut zal hebben en hoe hoog dat nut zal zijn. Ook in situaties waarin alleen regulier onderhoud is gepleegd kan na verloop van jaren blijken dat de veronderstelde levensduur achteraf onjuist blijkt te zijn. Dat is in dit geval aan de orde, de heffingsambtenaar heeft de levensduur terecht verlengd. De door hem voorgestane restwaarden na de levensduurverlenging heeft de heffingsambtenaar echter niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en verlaagt de WOZ-waarde van € 655.000 naar € 610.000.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 12 juli

22

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen