Belanghebbende, X, is eigenaar van een woning in aanbouw gelegen in de gemeente Oisterwijk. X verschilt met de gemeente van mening over de WOZ-waarde 2010. De heffingsambtenaar van de gemeente heeft de waarde vastgesteld op € 760.000, maar verdedigt in beroep een lagere waarde van € 745.000.
Rechtbank Breda oordeelt dat bij het bepalen van de vervangingswaarde van een woning in aanbouw geen rekening wordt gehouden met externe factoren zoals de ligging nabij een spoorlijn. Het bepalen van de vervangingswaarde conform art. 17, vierde lid, Wet WOZ is volgens de rechtbank een rekenkundige methode van waardebepaling waarbij de waarde naar objectieve maatstaven wordt bepaald. Bij het bepalen van de grondwaarde wordt weliswaar rekening gehouden met de bestemming van de zaak, maar de invloed van externe factoren speelt daarbij geen rol. De heffingsambtenaar is er terecht vanuit gegaan dat de woning aan het begin van het belastingjaar voor 60% gereed was. Voor de bouwkosten van de opstal is de gemeente terecht uitgegaan van de bouwkosten zoals die zijn genoemd in de bouwvergunning. De nader door de gemeente verdedigde waarde van € 745.000 is niet te hoog. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond en spreekt een proceskostenveroordeling uit.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Breda