X en zijn echtgenote wonen tot 1998 in België. In dat jaar koopt X zijn Belgische pensioen af en de afkoopsom staat achtereenvolgens op bankrekeningen in Luxemburg en Zwitserland. In 2013 sluiten ze de Zwitserse rekening en het geld wordt contant in huis bewaard. Het meeste daarvan is inmiddels consumptief besteed. In geschil zijn slechts de aan X opgelegde vergrijpboeten bij de (navorderings)aanslagen over 2007 tot en met 2017, zijnde 100% voor 2007 en 300% voor de latere jaren. De boete van € 3481 voor 2017 is pas opgelegd bij uitspraak op bezwaar tegen de aanslag, omdat de rendementsgrondslag nihil was (zie 21/3174 voor de beroepen van de echtgenote).
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X voor 2007 destijds wel het geringe saldo van een Belgische rekening voor de aangiften aan (het kantoor van) zijn gemachtigde doorgaf, zodat het veel grotere elders aangehouden saldo (€ 474.981) en het latere contante geld (voorwaardelijk) opzettelijk is verzwegen. De boeten tot en met 2016 van in totaal € 30.928 zijn dus terecht. Het maakt niet uit dat X inmiddels ruim negentig jaar oud is. De boete voor 2017 wordt wel vernietigd, omdat het niet mogelijk is om deze alsnog op te leggen bij uitspraak op bezwaar.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingrecht algemeen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 2 februari