Belanghebbende, X, woont samen met haar echtgenoot in een woning in de gemeente Ommen. Met dagtekening 28 februari 2011 ontvangt de echtgenoot – als eigenaar van de woning – van de gemeente de WOZ-beschikking over het jaar 2011. Tegen deze beschikking zijn geen rechtsmiddelen aangewend. Een gemachtigde verzoekt op 12 mei 2011 voor X om een medebelanghebbendebeschikking ex. art. 28 Wet WOZ waartegen de gemachtigde op voorhand bezwaar maakt. X ontvangt deze beschikking op 31 mei 2011. Op 20 juni 2011 komt bij de gemeente de motivering van het pro forma bezwaarschrift binnen. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar tegen de beschikking ex. art. 28 Wet WOZ ongegrond.
Rechtbank Zwolle-Lelystad oordeelt dat de medebelanghebbendebeschikking van art. 28 Wet WOZ niet is bedoeld om na het verstrijken van de bezwaartermijn een nieuwe bezwaarmogelijkheid te creëren. De gemeente heeft met dagtekening 28 februari 2011 een WOZ-beschikking voor de woning opgelegd aan de echtgenoot van X. Dit is voldoende, want op grond van art. 24 lid 4 van de Wet WOZ kan de gemeente volstaan met bekendmaking van de WOZ-waarde aan een van de echtgenoten. Hoewel X vanwege de huwelijksgemeenschap enig belang heeft bij de WOZ-waarde, had de gemeente X de beschikking ex. art. 28 Wet WOZ op grond van voorgaande moeten weigeren. X of haar echtgenoot had tegen de eerste beschikking bezwaar kunnen maken. Het kan niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest, zo overweegt de rechtbank, om met art. 28 Wet WOZ voor echtgenoten een mogelijkheid te creëren om de wettelijk voorgeschreven bezwaartermijnen te omzeilen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en herroept de beschikking van 31 mei 2011.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Zwolle-Lelystad