Erflater, de heer A, overlijdt in 2013. In 2004 tot en met 2011 heeft hij bij wijze van schenking bedragen schuldig erkend aan zijn zoon, de heer X (belanghebbende), waarvan notariële akten zijn opgemaakt. Volgens deze akten is A over de hoofdsom een jaarlijkse rente verschuldigd, te voldoen op 31 december van ieder jaar. In totaal is € 54.539 schuldig erkend. Volgens de inspecteur is niet alle verschuldigde rente daadwerkelijk betaald, zodat art. 10 Successiewet 1956 op het gehele bedrag van € 54.539 van toepassing is en dus onderdeel is van de belaste verkrijging. Er is € 10.371 betaald in plaats van € 15.442. Rechtbank Noord-Nederland stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de daadwerkelijk betaalde rentebedragen zowel jaarlijks als totaal bezien niet aansluiten bij de verschuldigd geworden rentebedragen zodat art. 10 SW 1956 op alle schuldigerkenningen van toepassing is. X beroept zich vergeefs op onderdeel 3.2 van het Besluit van 4 april 2012, nr. BLKB2012/103M, V-N 2012/21.24. Hierin staat dat inhaalbetalingen onder voorwaarden mogelijk zijn. X maakt in dat kader niet aannemelijk dat een medewerker van de BelastingTelefoon zou hebben bevestigd dat de rentebetalingen tot en met 2011 op correcte wijze zijn voldaan en dat op 1 mei 2013 de rente over 2012 is overgemaakt, waarbij ook sprake was van een samengestelde rentevergoeding. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 4 december