Het verspreiden van activiteiten over meerdere vennootschappen of het verbreken van een fiscale eenheid om in te spelen op het lage VPB-tarief, is geschikt voor bedrijven die meer dan € 395.000 winst maken. Hierbij moeten de te behalen voordelen opwegen tegen de nadelen die hiermee mogelijk gepaard gaan. Dat schrijft staatssecretaris Vijlbrief van Financiën in antwoord op Kamervragen aan de Tweede Kamer.
Conform de motie Hammelburg/Grinwis (V-N 2021/50.9) wordt gemonitord of en op welke schaal bedrijven opsplitsen om gebruik te maken van het lage VPB-tarief. Als de monitoring hiertoe aanleiding geeft, kan worden bezien of er aanleiding is om wettelijke maatregelen te nemen die ongewenste fragmentatie bestrijden. Hierbij kan zowel worden gedacht aan het mitigeren van de prikkel door het terugdraaien van de verhoging van de schijfgrens, als aan het opnemen van een mogelijke specifieke bepaling. Indien in de toekomst voor de introductie van een dergelijke bepaling wordt gekozen, zal – naast de complexiteit – ook aandacht moeten worden besteed aan de vormgeving, uitvoerbaarheid, inpasbaarheid en budgettaire gevolgen. Het kost echter tijd om een goed inzicht te verkrijgen in deze problematiek. De conclusies zullen naar verwachting in de loop van 2022 worden gedeeld.
De Kamervragen zijn gesteld door de leden Nijboer (PvdA) en Van der Lee (GroenLinks) naar aanleiding van het artikel ‘Is belasting betalen weer iets voor de dommen?’.
Lees ook het thema Fiscale eenheid: een dynamisch regime binnen de Vpb.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 22
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 14 december
Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief