X koopt op 31 december 2014 een pand. Het pand is in 1800 als woning gebouwd en decennialang, tot 1916, bewoond. Daarna is het pand een aantal malen verbouwd, waarvan de laatste verbouwing heeft plaatsgevonden na de verkrijging door de vorige bewoners in 1998. Hierbij werden alle elementen van de toenmalige antiekwinkel verwijderd. X is van mening dat het pand een woning is. De inspecteur legt echter een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op, omdat hij van mening is dat het pand geen woning is.
Hof Den Haag oordeelt dat het pand een woning is. Volgens het hof is het pand namelijk als woning gebouwd en als zodanig gebruikt. De aanpassingen die in de loop der jaren hebben plaatsgevonden, hebben er volgens het hof niet toe geleid dat de onroerende zaak haar aard als woning heeft verloren. Het hof overweegt hierbij dat, als de verbouwingen in 1959 of 1991 er al voor zouden hebben gezorgd dat de aard van de onroerende zaak is veranderd in een kantoorpand, de verbouwing in 1998 dit (weer) ongedaan heeft gemaakt. Het hof wijst er hierbij op dat bij de laatste verbouwing alle elementen van de antiekwinkel zijn verwijderd en opnieuw een keuken en badkamer zijn geplaatst. Verder stelt het hof vast dat eind 2014 alle voorzieningen die nodig zijn om een onroerende zaak te kunnen bewonen aanwezig waren, zodat de onroerende zaak in de periode voorafgaand aan het verkrijgingsmoment daadwerkelijk als woning kon worden gebruikt. Het hof vernietigt de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 12 oktober