X bv exploiteert een coffieshop. Op 14 juli 2004 is bij X bv een waarneming ter plaatse (hierna: WTP) gehouden. Daarbij zijn voorbeelden uitgereikt over hoe een inkoop- en voorraadadministratie bijgehouden kan worden en is X bv gewezen op de bewaarplicht. In april 2006 vindt een boekenonderzoek naar de aangiften premielonen werknemersverzekeringen plaats. Bij een tweede WTP op 26 oktober 2006 is geconstateerd dat X bv haar manier van administreren van de aanwezige voorraad en de inkopen niet heeft aangepast. Ook bij WTP's die zijn uitgevoerd in het jaar 2008 blijkt X bv de manier van administreren niet te hebben veranderd. X bv heeft op 1 december 2005 aangifte Vpb over het jaar 2004 gedaan en op 2 januari 2007 de aangifte Vpb 2005 ingediend. De primitieve aanslag Vpb 2004 is conform de aangifte met dagtekening 15 juli 2006 opgelegd. Met dagtekening 13 januari 2009 is de primitieve aanslag Vpb 2005 conform de aangifte opgelegd. Naar aanleiding van de bevindingen van een boekenonderzoek van 2 februari 2010 krijgt X bv de in geschil zijnde navorderingsaanslagen Vpb over de jaren 2004 en 2005 opgelegd met bijbehorende vergrijpboeten. X bv komt in beroep. Volgens Rechtbank Noord-Holland beschikte de inspecteur voor het jaar 2004 over een navordering rechtvaardigend nieuw feit. De aangifte Vpb 2004 was al op 16 juni 2006 geregeld. De inspecteur kon op het moment van de aanslagregeling niet op de hoogte zijn van de bevindingen neergelegd in het rapport van het boekenonderzoek premieheffing en de constateringen van de WTP's. De navorderingsaanslag wordt gehandhaafd. De vergrijpboete wordt verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank is van mening dat de inspecteur voor het jaar 2005 niet beschikte over een nieuw feit. De inspecteur was inmiddels bekend met de wijze van administreren van X bv en had mede gezien het feit dat er na de WTP's sprake was van een opvallende omzetstijging, in redelijkheid moeten twijfelen aan de juistheid van de in de aangifte Vpb 2005 opgenomen gegevens. De inhoud van de verslagen van de WTP's en het ontbreken van een waarschuwing betreffende de inhoud van de administratie leiden er toe dat volgens de rechtbank geen sprake is geweest van kwade trouw van X bv. De navorderingsaanslag Vpb 2005 en vergrijpboete worden vernietigd. De beroepen zijn gegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 26 mei