Belanghebbende, X, woont in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij is van april 2004 tot en met april 2012 via een Engels uitzendbureau werkzaam als piloot en gestationeerd in Italië en Spanje. X heeft in zijn aangiften IB/PVV voor deze jaren de hiermee behaalde inkomsten niet opgenomen. De inspecteur heeft naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek informatie gekregen over een buitenlandse bankrekening van X waarop de door X niet aangegeven uitzendbureau-inkomsten werden ontvangen. Met name is in geschil of de navorderingsaanslagen over de door X in de jaren 2004 tot en met 2011 ontvangen inkomsten en de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd omdat voor alle jaren sprake is van een nieuw feit. De inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat X in de periode van 2004 tot en met 2011 voor zijn wereldinkomen in Nederland in de belastingheffing moet worden betrokken. Tevens heeft de inspecteur terecht de inkomsten van het uitzendbureau als loon uit dienstbetrekking aangemerkt aangezien in casu sprake is van een arbeidsovereenkomst. De vergrijpboetes zijn terecht opgelegd, maar vanwege overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM worden deze gematigd.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 23 december