X is in loondienst werkzaam voor het Zwitserse B S.A. en wordt door B S.A. tewerkgesteld op schepen van het D-concern. De diensten van D bestaan uit het leggen van pijpleidingen en het verwijderen van platforms die gebruikt worden in de offshore olie- en gasindustrie. In geschil is of X voor haar gehele arbeidsinkomen in 2015 recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting op grond van art. 15, lid 3 Belastingverdrag NL - Zwitserland.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X geen recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor haar gehele arbeidsinkomen. Volgens de rechtbank maakt X namelijk niet aannemelijk dat sprake is van werkzaamheden aan boord van een schip, geëxploiteerd door een Zwitserse onderneming in het internationaal verkeer. De rechtbank overweegt daarbij dat slechts sprake is van ‘internationaal verkeer’ wanneer het inkomen verband houdt met het transport van personen of zaken. Nederland is heffingsbevoegd ten aanzien van het inkomen dat X van B S.A. geniet. De rechtbank verleent nog wel aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor het inkomen dat X heeft genoten voor zijn werkzaamheden in Australië.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 15 mei