A, de vader van belanghebbende, X, handelt tot 1996 in ferro en non-ferro materialen. In 1996 vestigt A zich op Curaçao, en sinds 2001 woont en werkt A op Puerto Rico. In 2006 verwerft A de aandelen in W, dat uitgroeit tot een succesvol recyclingbedrijf op Puerto Rico. Op 31 december 2008 reist A af naar Nederland. Op 15 januari 2009 wordt A opgenomen in het UMCG. Op 30 januari 2009 levert A de aandelen in W, die hij voor $ 71,5 mln heeft verkocht, aan het Amerikaanse CC-concern. Hierbij wordt overeengekomen dat A voor een fee van $ 150.000 per jaar consultancy diensten zal verrichten voor CC. Op 24 maart 2009 overlijdt A in het UMCG. X is een van de erfgenamen. De inspecteur stelt dat A ten tijde van zijn overlijden in Nederland woonde, en legt een aanslag successierecht op aan X.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat A ten tijde van zijn overlijden niet in Nederland woonde. Volgens het hof maakt de inspecteur namelijk slechts aannemelijk dat A zich vlak voor zijn overlijden oriënteerde op een terugkeer naar Europa. Vervolgens stelt het hof vast dat A zonder medeneming van (persoonlijke) eigendommen naar Nederland is gekomen (zijn horloge en het boek dat hij aan het lezen was lagen nog in zijn huis te Puerto Rico op het nachtkastje). Ook acht het hof van belang dat A nog consultancy diensten zou gaan verrichten in Puerto Rico waarbij hij gedurende kantooruren beschikbaar zou zijn. Verder hecht het hof belang aan verklaringen van vrienden van A dat hij weer terug wilde keren naar Puerto Rico. Het gelijk is aan X.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 7 december