Hof Den Haag beslist dat X, die als Rijnvarende voor een Luxemburgse werkgever werkt, in Nederland sociaal verzekerd is. De exploitant van het binnenvaartschip waarop X werkt, is in Nederland gevestigd.

X woont in het jaar 2010 in Nederland en werkt dat jaar als Rijnvarende op een binnenvaartschip voor een Luxemburgse vennootschap. In zijn aangifte IB/PVV 2010 verzoekt X om vrijstelling van de premieheffing volksverzekeringen. Volgens X is hij in Luxemburg verzekerd en premieplichtig. De inspecteur weigert de vrijstelling.

Volgens Hof Den Haag moet de sociale verzekeringsplicht van X voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 april 2010 worden bepaald op grond van het Rijnvarendenverdrag en voor de periode van 1 mei 2010 tot en met 31 december 2010 op grond van de Rijnvarendenovereenkomst. Het hof beslist vervolgens dat het schip behoort tot de onderneming van de in Nederland gevestigde BV. X maakt niet aannemelijk dat een andere onderneming, in het bijzonder de Noorse moedermaatschappij van de BV, de exploitant van het schip was. Volgens het Rijnvarendenverdrag en de Rijnvarendenovereenkomst is op X dan de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving van toepassing voor geheel 2010. Aan de Luxemburgse E101-verklaring komt geen rechtskracht toe. Het hof kent X wel immateriële schadevergoeding toe vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Wet financiering sociale verzekeringen 57

Algemene Ouderdomswet 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing, Internationale sociale zekerheid

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 21 juni

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen