Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur en de belastingrechter zijn gebonden aan het besluit van de SVB uit 2018. Daarbij is niet van belang dat dit besluit enkele jaren na het jaar 2013 is genomen. Rijnvarende X is in Nederland verzekerd voor de volksverzekeringen.

X woont Nederland. In 2013 werkt hij op een schip dat is voorzien van een Rijnvaartcertificaat. De eigenaar van het schip is de Nederlandse B bv, de werkgever van X is het Luxemburgse A SA. De SVB noch de bevoegde Luxemburgse autoriteiten hebben een A1-verklaring aan X gegeven die betrekking heeft op het jaar 2013. De bevoegde Luxemburgse autoriteiten hebben wel vanaf 1 januari 2005 een E101 en een E106-verklaring aan X afgegeven. In 2018 bepaalt de SVB in een besluit dat X in de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 oktober 2014 onderworpen is aan de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving. X stelt dat hij niet verplicht verzekerd is voor de Nederlandse volksverzekeringen, maar dat hij in Luxemburg verzekerd is.

Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur en de belastingrechter zijn gebonden aan het besluit van de SVB uit 2018. Daarbij is niet van belang dat dit besluit enkele jaren na het jaar 2013 is genomen. Verder merkt het hof, onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Hoge Raad, nog op dat het ontbreken van een A1-verklaring niet in de weg staat aan de heffingsbevoegdheid van de inspecteur. Ook is Nederland op grond van de Rijnvarendenovereenkomst of het EU-recht niet verplicht om (eventuele) dubbele premieheffing te voorkomen door verrekening van de in Luxemburg betaalde premies toe te staan. Het gelijk is aan de inspecteur.

Lees ook het thema Internationale sociale zekerheid

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene Ouderdomswet 6a

Wet financiering sociale verzekeringen 57

Algemene Ouderdomswet 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing, Internationale sociale zekerheid

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 11 augustus

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen