Hof Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat een bedrag van € 662 als aftrekbare lijfrentepremie in aanmerking moet worden genomen. Niet is komen vast te staan dat dit bedrag ook betaald is.

X koopt in 2012 twee lijfrenteverzekeringen af. Uit een overzicht blijkt dat X in de loop der jaren een bedrag van € 10.498 niet in aftrek heeft gebracht als premie van lijfrenten. X stelt echter dat daarnaast ook nog een bedrag van € 622 aan lijfrentepremie in aftrek mag worden gebracht. Verder is X van mening dat ten onrechte PVV zijn geheven.

Hof Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat een bedrag van € 662 in aanmerking moet worden genomen, aangezien niet is komen vast te staan dat dit bedrag betaald is. Verder verwerpt het hof de stelling van X dat ten onrechte PVV over de afkoopsommen worden geheven. Dat er geen PVV zouden worden geheven als de lijfrente regulier, na het bereiken van de 65-jarige leeftijd, zou zijn afgewikkeld, betekent niet dat dat bij afwikkeling voor de 65-jarige leeftijd ook het geval is. Ook acht het hof niet van belang dat de lijfrentepremies eertijds niet in aftrek zijn gekomen op dat deel van het belastbaar inkomen waarover PVV was verschuldigd.

Lees ook het thema Lijfrenten.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.133

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 12 juni

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen