X voert in haar IB-aangifte 2008 een aftrekpost van € 25.000 aan buitengewone uitgaven op. Naar aanleiding van een controle van de IB-aangifte 2010, legt de inspecteur IB-navorderingsaanslagen 2008 en 2009 op aan X. Tevens corrigeert de inspecteur de IB-aangifte 2010. X stelt daarop dat zij voor 2008 eigenlijk alleen maar recht heeft op een aftrek van € 5000 in verband met weekenduitgaven voor gehandicapten. Ook voor de andere jaren stelt X dat de aftrek eigenlijk een stuk lager is. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X geen recht heeft op aftrek van weekenduitgaven voor gehandicapten. Omdat sprake is van kwade trouw bij X, heeft de inspecteur geen nieuw feit nodig om te kunnen navorderen. X is van mening dat geen sprake is van kwade trouw en gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat er geen sprake is van kwade trouw. Dat er grote verschillen bestaan tussen de in de aangifte opgenomen bedragen en het uiteindelijk ingenomen standpunt, kan niet het oordeel van het hof dragen dat in de aangiften opzettelijk onjuiste gegevens zijn vermeld. Dit leidt echter niet tot cassatie. De inspecteur mocht namelijk afgaan op de gegevens uit de aangifte. Dat X vervolgens niet in staat blijkt om bewijs te leveren van alle door haar in aftrek gebrachte kosten, vormt een nieuw feit. De Hoge Raad doet de zaak zelf af.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Wet inkomstenbelasting 2001 6.25
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 23 december