Belanghebbende, X, verdient loon uit dienstbetrekking als geestelijk verzorger en geniet inkomsten buiten dienstbetrekking voor werkzaamheden als predikant. In zijn aangifte ib/pvv 2016 brengt hij € 10.418 aan kosten in aftrek in verband met zijn werkzaamheden als predikant en vermeldt € 1.000 aan periodieke giften. In de definitieve aanslag accepteert de inspecteur deze aftrekposten, maar corrigeert deze deels bij het opleggen van de navorderingsaanslag. In geschil is of de inspecteur over een nieuw feit beschikt dat navordering rechtvaardigt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur over een nieuw feit beschikt omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de aangifte. Dat er een procedure liep over het jaar 2014 en dat het kantoor van de gemachtigde van X aan een onderzoek onderworpen was, zorgt er niet voor dat sprake is van een ambtelijk verzuim. Het beroep van belanghebbende is deels gegrond, omdat een aantal kosten alleen zijn gemaakt voor de werkzaamheden als predikant.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.16
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant