De Hoge Raad oordeelt dat het HvJ EU arrest waar X zich op beroept geen feit of omstandigheid is die heeft plaatsgevonden vóór het HR-arrest waarvan herziening wordt gevraagd. Deze nationale beperking om een onherroepelijke beslissing te heroverwegen, is niet in strijd met het EU-recht.
Erflater A en zijn partner X beschikken over een verzwegen Zwitserse bankrekening. A overlijdt in 2001 en X is zijn enig erfgenaam. In 2014 informeert X de inspecteur alsnog over het bestaan van de rekening. In geschil is de navorderingsaanslag erfbelasting over 2001. X verzet zich tegen de onbeperkte navorderingstermijn van art. 66 lid 3 (thans lid 4) SW 1956. Volgens de Hoge Raad (6 augustus 2021, 20/02510, V-N 2021/33.17) is deze verlengde navordering niet onevenredig met de doelstelling de naleving van de nationale belastingbepalingen te verzekeren. Er mag echter alleen gebruik van worden gemaakt om belastingfraude te bestrijden en doeltreffende fiscale controles te waarborgen. Uit de vaststellingsovereenkomst volgt dat de inspecteur voortvarend heeft gehandeld, zodat het beroep van X ongegrond is. Naar aanleiding van HvJ EU 27 januari 2022, C-788/19, Commissie/Spanje, V-N 2022/9.14) dient X thans een herzieningsverzoek in.
De Hoge Raad oordeelt dat het HvJ EU arrest waar X zich op beroept geen feit of omstandigheid is die heeft plaatsgevonden vóór het arrest waarvan herziening wordt gevraagd. Deze nationale beperking om een onherroepelijke beslissing te heroverwegen, is niet in strijd met het EU-recht. De regeling is niet ongunstiger dan die welke voor soortgelijke situaties naar nationaal recht geldt (gelijkwaardigheidsbeginsel) en de uitoefening van de door het EU-recht verleende rechten is in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk (doeltreffendheidsbeginsel). Art. 8:119 Awb voorziet niet in herziening van een rechterlijke uitspraak op grond van andersluidende – al dan niet latere – rechtspraak, ook niet als die rechtspraak afkomstig is van het HvJ EU. Het herzieningsverzoek wordt afgewezen.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 29
Algemene wet bestuursrecht 8:119