X bv doet in september 2012 BPM-aangifte voor de registratie van een personenauto. De auto is in 2007 vanuit Oostenrijk in Nederland als (nieuwe) bestelauto ingevoerd. Omdat er sprake was van een bestelauto, gold bij de registratie destijds een vrijstelling. De auto wordt in 2012 omgebouwd tot personenauto. De auto krijgt een nieuw kenteken en de registratie vindt plaats op 7 januari 2013. X bv berekent de BPM aan de hand van een taxatierapport en met toepassing van het tarief van 2007. X bv voldoet aldus € 1356. De inspecteur berekent de BPM met toepassing van art. 10c Wet BPM 1992, de tabel van art. 8 Uitv. reg. BPM 1992 en het tarief van 2007. De naheffing is € 6.943. In de bezwaarfase wordt deze verlaagd met € 143 vanwege de aanwezigheid van een roetfilter. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X bv een te lage bezwaarkostenvergoeding heeft gekregen. Er wordt uitgegaan van een wegingsfactor van 1 in plaats van de door de inspecteur gehanteerde factor 0,5. X bv gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat sprake is van een puur binnenlandse aangelegenheid omdat de auto in Nederland al als bestelauto was geregistreerd. X bv beroept zich echter terecht op art. 10b Wet BPM 1992 en het gunstige historische tarief van 2009. Weliswaar is art. 10b bedoeld voor de invoer van gebruikte auto's, maar de tekst is daar niet toe beperkt. Ook in de wetsgeschiedenis zijn onvoldoende aangrijpingspunten te vinden voor de beperkte toepassing die de inspecteur voorstaat. Uitgaande van de registratie op 7 januari 2013 wordt de naheffing € 5.650. Het beroep van X bv is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10b
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 23 juli