Verzoekster, X, is een rederij die veerdiensten aanbiedt in het Waddengebied. X klaagt erover bij de Nationale ombudsman dat zij anders dan haar concurrenten geen gebruik kan maken van een btw-vrijstelling. Het Ministerie van Financiën heeft X destijds niet, zoals andere rederijen, benaderd met de keuzemogelijkheid om de vrijstelling uit 1972 voor de omzetbelasting voor rederijen ook na 2003 voort te zetten. X stelt dat de Minister van Financiën door het in stand laten van de vrijstelling gelijke gevallen ongelijk behandelt.
De Nationale ombudsman oordeelt dat de Minister van Financiën opnieuw moet beoordelen of de btw-vrijstelling voor rederijen gecontinueerd moet worden. X ondervindt concurrentienadeel doordat zij niet voor de vrijstelling in aanmerking komt. De ombudsman constateert dat het gaat om een vrijstelling die in afwijking is van de wet en dat de aanleiding voor de regeling – een ongelijke behandeling tussen particuliere en overheidsexploitanten van veerdiensten - niet langer aanwezig is. Voor het handhaven van de vrijstelling bestaat daarom geen objectieve rechtvaardiging. De minister had naar aanleiding van de klacht van X moeten overwegen om de vrijstelling te beëindigen of X informeren waarom hij de vrijstelling wenst te handhaven. De klacht van X is gegrond.