De Hoge Raad oordeelt dat de werkzaamheden die een tatoeëerder verricht in een ziekenhuis en in opdracht van een chirurg, zijn vrijgesteld van omzetbelasting.

Belanghebbende, X, is van beroep tatoeëerder. Hij tatoeëert tegen vergoeding, in opdracht van plastisch chirurgen, in ziekenhuizen patiënten van die chirurgen. Het betreft patiënten die door de chirurg worden behandeld voor bijvoorbeeld in de huid aanwezige wijnvlekken, brandwonden of littekens, of bij wie in het kader van een mammareconstructie een tatoeage in de vorm van een tepel(hof) moet worden aangebracht. X verricht de handelingen in nauwe samenwerking met en onder de verantwoordelijkheid van de chirurg. X is niet ingeschreven in een register als bedoeld in de Wet BIG. Hij heeft geen opleiding als bedoeld in deze wet noch een andere (para)medische opleiding gevolgd. Zijn kennis, kunde en ervaring heeft hij gedurende vele jaren door eigen studie en praktische toepassing opgedaan. Opleidingen ter verwerving van diploma's voor dit soort werkzaamheden als zodanig zijn er niet, of staan in de kinderschoenen. In geschil is of X in aanmerking komt voor een vrijstelling van omzetbelasting.

De Hoge Raad oordeelt dat de werkzaamheden die een tatoeëerder verricht in een ziekenhuis en in opdracht van een chirurg, zijn vrijgesteld van omzetbelasting. Uit de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie volgt dat, voor zover sprake is van een gezondheidskundige behandeling van de mens met een therapeutisch doel door artsen en ziekenhuizen, alle wezenlijke, inherente en onafscheidbare delen van die behandeling moeten worden beschouwd als gezondheidskundige verzorging van de mens in de zin van art. 13, A, lid 1, letters b en c, van de Zesde richtlijn (zie HvJ 18 november 2010, nr. C-156/09, V-N 2010/59.22). Daarbij heeft het Hof van Justitie verder geoordeeld dat de gezondheidskundige verzorging van therapeutische aard niet in alle onderdelen door medisch personeel hoeft te worden verricht. Nu de onderhavige specifieke werkzaamheden een wezenlijk deel vormen van door chirurgen in ziekenhuizen uitgevoerde gezondheidskundige behandelingen, komen de werkzaamheden van X reeds daarom in aanmerking komen voor toepassing van de vrijstelling van art. 11, lid 1, aanhef en letter c dan wel letter f, van de Wet OB 1968. Gelet op het voorgaande komt de Hoge Raad niet toe aan de beoordeling van de vraag of - zoals het middel betoogt - het beginsel van fiscale neutraliteit al dan niet tot vrijstelling van omzetbelasting noopt. Het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 11-1-f

Wet op de omzetbelasting 1968 11-1-c

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 19 april

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen