De Hoge Raad oordeelt dat X niet de dupe mag worden van de fout van de rechtbank om zijn beroep tweemaal te registreren. Door deze fout heeft X tweemaal de vraag gekregen om het beroep binnen vier weken te motiveren. Ten onrechte is het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzuim niet binnen de eerste gestelde termijn is hersteld.
Belanghebbende, X, stelt beroep in tegen een WOZ-beschikking. Abusievelijk registreert Rechtbank Midden-Nederland het beroep tweemaal (UTR 17/1437 en UTR 17/1446). De rechtbank vraagt X dan ook tweemaal om de beroepsgronden in te dienen. De termijn voor het indienen van de gronden eindigt op 3 mei respectievelijk 9 mei 2017. Op 7 mei 2017 dient X de gronden van beroep in. Op 8 mei 2017 deelt de rechtbank mee dat het beroep ten onrechte tweemaal is geregistreerd en dat de zaak met nummer UTR 17/1446 komt te vervallen. De rechtbank gaat er vanuit dat de beroepsgronden uiterlijk op 3 mei 2017 ingediend hadden moeten worden. Omdat dit niet is gebeurd, verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. In verzet bevestigt de rechtbank deze beslissing.
De Hoge Raad oordeelt dat X niet de dupe mag worden van de fout van de rechtbank om zijn beroep tweemaal te registreren. Door deze fout heeft X tweemaal de vraag gekregen om het beroep binnen vier weken te motiveren. De tweede brief heeft X volgens de Hoge Raad aldus kunnen opvatten dat er een nieuwe termijn was gaan lopen voor het aanvullen van zijn beroep. Aangezien de rechtbank de aanvulling heeft ontvangen binnen vier weken na de tweede brief heeft de rechtbank het beroep van X ten onrechte niet-ontvankelijk en het verzet ten onrechte ongegrond verklaard.
Lees ook het thema Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:6
Algemene wet bestuursrecht 6:5