Rechtbank Den Haag oordeelt dat de rechter recht moet spreken volgens de wet en dat het hem niet is toegestaan de innerlijke waarde of de billijkheid van de tariefcorrectie van art. 2.10 lid 2 Wet IB 2001 te toetsen.

X heeft aftrekbare kosten voor zijn eigen woning. De tariefcorrectie van art. 2.10 lid 2 Wet IB 2001 is hierop van toepassing. X maakt op 7 mei 2020 bezwaar tegen de aanslagen IB/PVV 2014 tot en met 2019. De inspecteur merkt dit aan als verzoek om ambtshalve vermindering. Hij wijst dit verzoek voor alle jaren af. In geschil is of de aanslagen naar juiste bedragen zijn opgelegd. Niet in geschil is dat de inspecteur de tariefcorrectie juist heeft toegepast.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de rechter recht moet spreken volgens de wet en dat het hem niet is toegestaan de innerlijke waarde of de billijkheid van de wet te toetsen, behoudens voor zover de wettelijke regeling in strijd zou zijn met een ieder verbindende verdragsbepalingen. Voor zover X een beroep heeft willen doen op het gelijkheidsbeginsel, wijst de rechtbank dit af. Voor de aanslag IB/PVV 2014 oordeelt de rechtbank dat een verzoek om ambtshalve vermindering na het verstrijken van de termijn is gedaan en het verzoek om die reden terecht is afgewezen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 45aa

Wet inkomstenbelasting 2001 9.6

Wet inkomstenbelasting 2001 2.10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 28 maart

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen