Hof Amsterdam oordeelt ambtshalve dat de 'bijstand om niet' – zo al belast – in het verkeerde jaar in de heffing is betrokken. Dit vloeit rechtstreeks voort uit de toepassing van het recht op de door partijen bijgebrachte feiten en er wordt niet buiten de grenzen van het geschil getreden.

Mevrouw X ontvangt in 2011 een bijstandsuitkering op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (BBZ). De uitkering heeft de vorm van een renteloze lening. De uitkering wordt later deels omgezet in een schenking. De gemeente Heemstede verwerkt dit in de jaaropgaaf van X over 2013 door deze 'bijstand om niet' te bruteren tot € 2.084. In geschil is of de inspecteur dit bedrag terecht in de IB-heffing over 2013 heeft betrokken. Volgens Rechtbank Noord-Holland is de omzetting in 'bijstand om niet' geen periodieke uitkering of verstrekking. De omzetting is namelijk éénmalig, althans incidenteel van karakter (vgl. HR 7 oktober 2005, nr. 39.687, V-N 2005/48.20). De inspecteur gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam oordeelt ambtshalve dat de 'bijstand om niet' – zo al belast – in het verkeerde jaar in de heffing is betrokken. Op 3 december 2012 is de 'bijstand om niet' namelijk door middel van een brief toegekend. Hieraan was geen opschortende voorwaarde verbonden. De omstandigheid dat tegen het besluit bezwaar kon worden gemaakt, is geen (impliciete) opschortende voorwaarde. De inspecteur stelt vergeefs dat het besluit pas onherroepelijk werd door het in 2013 ongebruikt verstrijken van de bezwaartermijn. Het onderhavige ambtshalve oordeel vloeit rechtstreeks voort uit de toepassing van het recht op de door partijen bijgebrachte feiten en er wordt niet buiten de grenzen van het geschil getreden. Het beroep van de inspecteur is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.146

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 3 april

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen