Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat belanghebbendes onroerende zaak in Kroatië met vier woonruimten voor 25% kwalificeert als eigen woning in de zin van art. 3.111 Wet IB 2001.
X werkt in 2013 en 2014 in Nederland in loondienst. Hij beschikt over woonruimte in Duitsland. Zijn echtgenote en kinderen wonen in Kroatië. X heeft twee onroerende zaken in Kroatië, een hotel en een gebouw met vier zelfstandige woonruimten, waarvan één ter beschikking staat aan de echtgenote. In zijn aangifte IB/PVV 2013 en 2014 geeft X een negatief inkomen uit eigen woning in Kroatië op van € 22.408, respectievelijk € 21.416. X kiest daarbij voor behandeling als binnenlandse belastingplichtige. Over 2013 accepteert de inspecteur 25% van de opgevoerde eigenwoningrente. Over 2014 accepteert de inspecteur geen eigenwoningrenteaftrek. In geschil is het bedrag van de negatieve inkomsten uit eigen woning.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat het hotel, de verhuurde woonruimten en de woonruimte van de zoon niet kwalificeren als eigen woning in de zin van art. 3.111 Wet IB 2001. Ze staan X of personen die tot zijn huishouden behoren niet als hoofdverblijf ter beschikking. De rente over de daarvoor aangegane lening zijn niet aftrekbaar als kosten voor de eigen woning. De woonruimte waar X’ echtgenote verblijft, kwalificeert wel als eigen woning. De hieraan toe te rekenen waarde en rente schat het hof in op 25% van de totale waarde en rente.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 20 juni