Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat sprake is van winst waarop de kwijtscheldingswinstvrijstelling van toepassing is. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat X bv een schuld aan B bv heeft.

Belanghebbende, X bv, houdt de aandelen in B bv. B bv wordt per 1 mei 2016 geliquideerd. In haar VPB-aangifte 2016 claimt X bv de kwijtscheldingswinstvrijstelling tot een bedrag van € 967.249. De inspecteur is van mening dat geen recht bestaat op toepassing van de kwijtscheldingswinstvrijstelling en corrigeert de aangifte. X bv is het hier niet mee eens en stelt dat het bedrag van € 967.249 ten onrechte als belastbare winst in aanmerking is genomen.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat sprake is van winst waarop de kwijtscheldingswinstvrijstelling van toepassing is. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat X bv een schuld aan B bv heeft. X bv heeft namelijk noch in haar beroepschrift noch ter zitting voldoende toegelicht waarom zij enig bedrag aan B bv schuldig is. Ook heeft zij geen enkel stuk ter onderbouwing van het bestaan van de schuld kunnen overleggen. De schuld is dan ook ten onrechte op de balans van X bv opgenomen en moet dan met toepassing van de foutenleer vrijvallen in het oudste nog openstaande jaar. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.13

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 20 juni

45

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen