Hof Amsterdam oordeelt dat er sprake is van schending van de hoorplicht. Omdat X hierdoor niet is benadeeld kan de uitspraak op bezwaar in stand worden gelaten.
In haar aangifte IB 2016 vermeldt X geen persoonsgebonden aftrek. Fiscaal partner Y doet dat wel. Vlak voor de vaststelling van haar aanslag verzoekt X om de persoonsgebonden aftrek aan haar toe te rekenen. Dat doet de inspecteur niet. X komt in bezwaar en vraagt de aftrek nu deels aan haar toe te rekenen. Y geeft de inspecteur aan niet aan deze wijziging te willen meewerken. De inspecteur probeert X langs diverse wegen haar hoorrecht te laten uitoefenen. Als dat niet lukt wijst hij het bezwaar af. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de hoorplicht niet is geschonden en dat er geen gezamenlijk verzoek is gedaan tot wijziging van de persoonsgebonden aftrek. Ook oordeelt de rechtbank dat de inspecteur de aangifte IB 2016 aan controle mocht onderwerpen en dat de registratie van X in het FSV hierbij geen rol heeft gespeeld. Hof Amsterdam oordeelt dat er wel sprake is van schending van de hoorplicht. De inspecteur heeft X zeer korte termijnen gegeven om te reageren, terwijl hij bekend moest zijn met de omstandigheid dat X wegens haar medische toestand problemen had met snelle communicatiemiddelen. X is echter door de gang van zaken tijdens de bezwaarfase niet benadeeld en heeft haar bezwaren uiteen kunnen zetten in beroep en hoger beroep. Ondanks de schending van de hoorplicht kan de uitspraak op bezwaar in stand worden gelaten. Voorts bevestigt het hof het oordeel van de rechtbank dat de inspecteur met de controle van de aangifte IB 2016 niet onrechtmatig heeft gehandeld. De controle is niet is ingegeven door vermelding van X in het FSV, maar vanwege een reguliere uitworp van de aangifte wegens hoge zorgkosten. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:2
Algemene wet bestuursrecht 6:22
Instantie: Hof Amsterdam
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 4 januari
Informatiesoort: VN Vandaag