Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de naheffingsaanslag BPM moet worden verminderd en dat X recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
X heeft in de periode van februari 2019 tot en met juni 2019 op aangifte BPM voldaan voor de registraties van zeven auto's. Bij het indienen van de aangiften heeft X gekozen voor een afschrijving op basis van taxatierapporten. De inspecteur heeft op basis van hem ter beschikking staande gegevens een naheffingsaanslag opgelegd. X stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd omdat onvoldoende rekening is gehouden met de door X gestelde schade. In beroep is in geschil of de naheffingsaanslag BPM te hoog is vastgesteld. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de naheffingsaanslag BPM moet worden verminderd en dat X recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank is van oordeel dat X, gelet op de gemotiveerde betwisting van de inspecteur, niet aannemelijk heeft gemaakt dat: i) sprake is van een meer dan normale gebruiksschade en ii) het ontbreken van een Nederlandstalig onderhoudsboekenpakket niet is verdisconteert in de waarde van de koerslijst en een waardeverminderende factor is. Wat betreft auto zeven heeft de inspecteur ten onrechte geen rekening gehouden met de schade aan het portier linksachter. Hiervoor moet een waardevermindering in aanmerking worden genomen. Daarnaast heeft X recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. X' beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingheffing van motorrijtuigen
Editie: 4 januari
Informatiesoort: VN Vandaag