Belanghebbende, Stichting X, koopt een bestelauto voor het vervoer van gehandicapte leerlingen. Er is plaats voor maximaal vier rolstoelen. Daarnaast zijn er acht klapstoelen. Het maximum van vier rolstoelen kan slechts worden gehaald als de klapstoelen niet worden gebruikt. Zonder rolstoelen zijn er acht zitplaatsen. Deze plaatsen worden uitsluitend gebruikt door personen die zijn aangewezen op een rolstoel en die de rolstoel ingeklapt in de bus meenemen, en/of door begeleiders van de rolstoelgebruikers. X vraagt de BPM van de auto terug, hetgeen de inspecteur weigert. In geschil is of dat terecht is. Rechtbank Haarlem oordeelt dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de auto uitsluitend wordt gebruikt voor het vervoer van rolstoelgebruikers en hun begeleiders. Hof Amsterdam oordeelt dat de auto door de multifunctionele inzetbaarheid niet is ingericht en uitsluitend wordt gebruikt voor het vervoer van rolstoelgebruikers in groepsverband. X gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat voor de BPM-teruggaaf niet is vereist dat de rolstoelgebruikers uitsluitend zittend in hun rolstoel worden vervoerd. Voorts wordt slechts met betrekking tot het gebruik van de auto de beperkende voorwaarde gesteld dat deze uitsluitend voor het vervoer van rolstoelgebruikers in groepsverband mag worden gebruikt. X stelt terecht dat het gebruik dat van de auto wordt gemaakt, niet van belang is voor het antwoord op de vraag of de auto ook is ingericht voor bepaalde doeleinden zoals het vervoer van rolstoelgebruikers in groepsverband. Het beroep van X is gegrond. De bestelauto is ingericht voor het vervoer van rolstoelgebruikers en hun begeleiders en de inspecteur heeft niet gesteld dat de bestelauto wordt gebruikt voor ander vervoer dan vervoer van rolstoelgebruikers in groepsverband. De BPM-teruggaaf wordt alsnog verleend.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 31 maart