A bv houdt de aandelen in D bv, E bv en belanghebbende, X bv. D bv exploiteert een supermarkt. E bv exploiteert een aantal panden en parkeerplaatsen. Een van de panden is het pand waar D bv de supermarkt in exploiteert. Een ander object is een kelder met een duurzame energie-installatie. X bv exploiteert deze duurzame energie-installaties die binnen het gehele winkelcentrum werkzaam is. A bv vormt sinds 2005 een f.e. voor de btw met D bv en E bv. De inspecteur weigert echter om X bv op te nemen in een fiscale eenheid met A bv, D bv en E bv. Rechtbank Arnhem oordeelt dat er geen economische verwendheid is. De rechtbank overweegt hierbij dat de economische verwevenheid tussen X bv en de fiscale eenheid slechts 25,3% bedraagt.
De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur X bv in de fiscale eenheid moet opnemen. Volgens de Hoge Raad is er in casu namelijk sprake van nauwe verbondenheid in economisch opzicht. Hieraan doet niet af dat de vennootschappen in meer of minder belangrijke mate goederen leveren aan of diensten verrichten jegens derden. De Hoge Raad doet de zaak zelf af en verleent een teruggaaf van € 127.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7