Belanghebbenden worden in 2011 eigenaar van een vrijstaande woonboerderij in de gemeente Elburg. In verband met een aangifte successierecht heeft de Belastingdienst de woning gewaardeerd op € 350.000 per 24 december 2009. De gemeente verdedigt een WOZ-waarde voor belastingjaar 2011 (waardepeildatum 1 januari 2010) van € 398.000. Belanghebbenden bepleiten per waardepeildatum een waarde van € 354.000. Op 31 augustus 2011 wordt de woning verkocht voor € 340.000.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de gemeente niet voorbij mag gaan aan een verkoopprijs die ongeveer 20 maanden na de peildatum heeft plaatsgevonden. Het hof acht het tijdsverloop van 20 maanden te lang om de verkoopprijs zonder meer als uitgangspunt te nemen. Niettemin, zo overweegt het hof, werpt de verkoopprijs wel enig licht op de gezochte waarde. In dat verband kunnen grote waardeverschillen tussen het eigen verkoopcijfer en de met de vergelijkingsmethode vastgestelde waarde op de waardepeildatum, slechts met een afdoende verklaring door de heffingsambtenaar, worden geaccepteerd. Daarin ligt besloten dat in dat geval aan de vergelijkbaarheid van de door de heffingsambtenaar aangedragen referentieobjecten hogere eisen mogen worden gesteld, dan in een geval waarin een dergelijk verkoopcijfer ontbreekt. Het hof oordeelt dat de gemeente de door haar bepleite waarde niet en belanghebbenden de door hen voorgestane waarde van € 354.000 wel aannemelijk hebben gemaakt. Naast het eigen verkoopcijfer wijst het hof op de door de Belastingdienst getaxeerde waarde.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17