Belanghebbende, X, is gescheiden. Zijn dochter is invalide geraakt door een auto-ongeluk in 2009. Zij woonde toen bij de moeder. X en de moeder bezoeken de dochter in de kliniek waar zij verblijft. De moeder heeft recht op aftrek van reiskosten, X niet omdat hij bij de aanvang van de invaliditeit geen gezamenlijke huishouding voerde met de dochter (art. 6.17 lid 1 onderdeel h Wet IB 2001). X acht dit in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant acht het niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel dat de moeder met wie de invalide dochter een gezamenlijke huishouding voerde wel reiskosten mag aftrekken voor ziekenbezoek en de vader die op een ander adres woonde niet. De wetgever heeft in 1990 enerzijds de regeling voor aftrek van reiskosten voor ziekenbezoek verruimd tot niet verwanten en anderzijds verengd tot alleen personen met wie een gezamenlijke huishouding werd gevoerd. Aldus heeft de wetgever een in het algemeen redelijke beperking gegeven van de groep personen die aftrekrecht hebben. De wetgever heeft hierbij zijn "wide margin of appreciation" niet overschreden, aldus de rechtbank. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17-1-h
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 13 september